Herr Braune woont in de Arme Sünder Gasse, de weg waarover ter dood veroordeelde ‘arme zondaars’ vijf eeuwen geleden naar de Galgenberg moesten lopen. De overledenen waar Braune zich over ontfermt komen gelukkig niet van de galg. Het zijn bewoners van Sankt Andreasberg, die hij een laatste rustplaats toewijst op de begraafplaats.
Er liggen mijnbouwers, zoals de 24-jarige Moritz von Mandelsloh, die in 1849 door een val in Grube Samson om het leven is gekomen. ‘Einen frühe Bergmannstod’ staat er op zijn steen. Ook de naamgeefster van ons huis, Frau Alte, heeft een mooie plek van Braune gekregen. Haar familiegraf is net zo bijzonder als ze zelf was; het wordt gemarkeerd door twee verweerde planken die de lucht in torenen.
Braune, gepensioneerd mijnbouw- ingenieur, zorgt er samen met een team van vrijwilligers voor dat de begraafplaats er picobello bij ligt. Het gras rond de graven is groen, sinds Braune de gemeenteambtenaar naar huis heeft gestuurd die het gras geel liet kleuren met zijn onkruidverdelger. Ook liet Braune de kapel midden op de begraafplaats strak in de roodbruine verf zetten. Aan de binnenkant van de kapel verwijderde hij eigenhandig de aftimmeringen, waardoor Jugendstil-elementen zichtbaar werden.
Het meest bijzondere moment in het kappelletje vindt Braune de zonsopgang met Pasen. De zon schijnt dan op het glas-in-lood achter het altaar en voorziet daarmee Jezus van een goudgele gloed. Een prachtige plek voor een laatste afscheid, want alleen daarvoor gaat het kapelletje open.